Spoelcapaciteiten van molens (artikel uit 1982) - Karper Idee

Spoelcapaciteiten van molens (artikel uit 1982)

 

Een artikel uit 1982 hoe er toen omgegaan werd met het opvullen van molenspoelen. De lijn werd in deze tijd van het freeline vissen intensief gebruikt, en was te kostbaar om zonder opvulling te gebruiken. Dat werd rekenen en tussenliggende gegevens werden uit een zelf opgetekende grafiek afgelezen. Wederom 1:1 overgenomen van de originele tekst en illustraties uit 1982.

Theoretische berekeningen over spoelcapaciteiten van molens

en er zelf ook behoorlijk mee, alleen wat routine resulteerde in perfect opgespoelde molenspoelen.
We gaan het hebben over de opvulling van de molenspoelen. Als je een 600 meter klos Maxima gebruikt is er niets aan de hand, je spoelt gewoon door tot de spoel naar wens is opgevuld. Maar 600 meter lijn opspoelen is goedkoop, als je er tenminste 6 spoelen mee kunt vullen. Vul je er slechts 3 op, dan zijn ze niet meer goedkoop te noemen. Een 100 meter klosje, hoe krijg je die precies goed op de spoel zonder geklungel? Dit berust veelal op ervaring en routine, maar we gaan proberen de dikte van de opvulling langs theoretische weg te berekenen!

De probleemstelling, die we nu systematisch zullen gaan aanpakken, luidt:

Gegeven: Ik heb een ABU Cardinal 55 spoel. Daarop moet 100 meter 25/00 lijn.
Gevraagd: Hoever moet ik de spoel opvullen, om te bewerkstelligen dat de lijn precies goed op de spoel ligt?

We zullen deze probleemstelling verder uitwerken, op theoretische basis.

De standaardberekening die we toepassen is zuiver theoretisch, of de praktijk hieraan opvolgt is nog maar de vraag.
De uitkomst die we krijgen, is echter zeer goed mogelijk, er komen geen vreemde getallen meer uit, zoals in de prototypen van deze berekeningen, waar enkele grote fouten ingekropen
Het gaat erom, dat gezien wordt hoe je zo’n berekening aanpakt, met de bedoeling om dit zelf ook eens te proberen. Maar dan bijvoorbeeld met andere gevallen. (Andere spoel, andere lijndikte enzovoort.) De maten van de spoel (weergegeven in de onderstaande tekening) moeten zo nauwkeurig mogelijk gemeten worden, waarom zal duidelijk zijn. We bekijken nu de tekeningen en daarna de berekeningen:

De berekening die we uitvoeren is op het eerste gezicht vrij simpel. We gaan uit van de formule voor het berekenen van de inhoud van een cilinder; Vcilinder = Π • r² • h

We gaan ook uit van het door de fabrikant opgegeven lijnvermogen in meters. ABU zegt dat er op een Cardinal 55 spoel 290 meter 25/00 past. Dit gegeven nemen we ook op in de berekening.

Nu de maten van de tekening hierboven. De spoel is niet overal even breed, dat bewijst de waarde van d7 en d8. We nemen daarom het gemiddelde van deze twee voor de breedte van de spoel: d(7,8 gemiddeld) = 15,555 = 15.56 mm

Ook de waarde d2 klopt niet helemaal? Waarde d4 is zeer betrouwbaar, daar deze makkelijk te meten was. Willen we nu dat de lijn 1 mm onder de molenrand / spoelrand ligt, dan betekent dat d2 nu gewoon 11,90 mm blijft. We zeggen dit omdat we hier de juiste lijnverdeling gevonden hebben van 1 mm onder de spoelrand, en klaarblijkelijk komt dit ook overeen met de gevonden waarden. Er is dus betrouwbaar gemeten.

De berekening verloopt nu al volgt:

290 meter 25/00 lijn past in volume B.
Volume C = Π • r² • h = 3,14 (24,35)² • 15,56 = 28983,938 mm³
Volume A = Π • r² • h = 3,14 (12,45)² • 15,56 = 7577,0153 mm³
Volume B = Volume C – Volume A = 28983,938 – 7577,0153 = 21406,923 mm³
Hierin, in Volume B dus, past 290 meter 25/00 lijn.
Dus één meter 25/00 lijn past dan in 73,816975 mm³ volume.
100 meter 25/00 lijn past dus in 7381,6975 mm³ volume.
We moeten dus de ruimte, waarin 100 meter 25/00 past, opvullen. En wel zo, dat er 7381,6975 mm volume overblijft in Volume B voor die 100 meter 25/00

De berekening verloopt dus verder als volgt:

190 meter 25/00 past dus in 190 x 73,816975 = 14025,225 mm³ volume.
We berekenen nu de straal die bij dit volume hoort. Daarvoor moeten we ook volume A erbij optellen:
21602,241 = Π • r² • h = 3,14 r² • 15,56
48,883182 r² = 21602,241    dus    r² = 441,91561    dus    r = 21,021789 mm
Opvulling is dus: 21,021789 – 12,45 = 8,57 mm

Als we de spoel dus 8,57 mm opvullen past er precies 100 meter 25/00 op. Wat betekent dit? Dit betekent dat op 8,57 mm 190 meter 25/00 past, en op 3,33 mm past dus 100 meter 25/00 (Niet letterlijk opvatten, maar begrijp wat er bedoeld wordt.) In de praktijk betekent dit dus dat je de spoel zeg maar 8½ mm moet opvullen, want zo nauw kijkt het echt niet. Met een schuifmaat kan je dan precies de juiste opvulling opmeten. De schuifmaat zou dan aanwijzen: 8,5 + 8,5 + 24,90 = 41,9 mm

We geven nog een voorbeeld
Bereken hoever je een Cardinal 55 spoel moet opvullen om er 100 meter 30/00 lijn op te krijgen. De berekening verloopt vrijwel analoog aan de voorgaande berekening!

In volume B = 21406, 923 mm³ past 200 meter 30/00 (gegeven).
Eén meter 30/00 past dus in een volume van 107,03462 mm³
100 meter 30/00 past dus in 10703,462 mm³
10703,482 + volume A = 18280,477 mm³
18280,477 = Π • r² • 15,56    dus    48,883182 r² = 18280,477    dus    r² = 373,9625    dus    r = 19,33811 mm
Opvulling = 19,33811 – 12,45 = 6,9 mm
(De schuifmaat zou dus moeten aanwijzen: 2 x 19,33811 = 38,7 mm)

Het gaat erom dat de modelberekening begrepen wordt. Naar wens kan de berekening worden aangepast, en kunnen er zo andere gegevens ingevoerd worden. Bijvoorbeeld de berekening van 100 meter 28/00, of 125 meter 27/00 enzovoort.

Op de tekening hierboven zijn ook de maten vermeld van een ABU 44 spoel. We kunnen ook met deze spoel dezelfde soort berekeningen uitvoeren. Dat doen we hier niet, alleen geven we de standaard gegevens nodig voor het uitvoeren van berekeningen.

We hebben in dit hoofdstuk aangetoond, dat het mogelijk is om theoretische spoelberekeningen uit te voeren.

Nogmaals de spoelcapaciteit van een molenspoel, tussenliggende waardes

Een uitgangspunt bij onze berekeningen aan de opvulling in het vorige hoofdstuk, was dat we wisten wat de fabrikant opgaf aan spoelcapaciteit. Meestal geven ze echter slechts 3 waarden op, zodat we de tussenliggende waarden eigenlijk niet echt weten. We kunnen hier echter vrij simpel achter komen door een grafiek te maken van de spoelcapaciteiten. Je weet dan ook, hoeveel meter 23/00 op je spoel past, enzovoort. En dit moet je wel weten om de capaciteitsberekening te kunnen uitvoeren uit het vorige hoofdstuk. Een voorbeeld van zo’n grafiek zien we hieronder, de grafiek heeft betrekking op een ABU 55 en een ABU 44. Een meer uitgebreidere grafiek tekenen we op roosterpapier.

Uit zo’n capaciteitscurve kan je precies aflezen hoeveel meter van welke lijndikte dan ook, er op de spoel past. Belangrijk is natuurlijk ook, dat de grafiek zo nauwkeurig mogelijk getekend wordt. In de capaciteitscurven opgetekend hieronder op roosterpapier is het nauwkeuriger aangepakt. Ook behandelen we hier diverse soorten molens, onder andere ABU typen die we hier niet behandeld hebben. In het algemeen kunnen we dus zeggen:

  1. Een exacte spoelcapaciteit kan behandeld worden door een capaciteitscurve te tekenen. Van alle lijndiktes weet je dan hoeveel meter er op de spoel past.
  2. Nauwkeurigheid is hierbij een schone zaak. In combinatie met de capaciteitsberekeningen kunnen we dan alle opvullingen berekenen.
  3. Hoe hoger een capaciteitscurve ligt (hoe verder van de oorsprong), des te zwaarder is de molen. Bij lichte molens ligt de curve dus dichtbij de oorsprong.
  4. Capaciteitscurven kunnen elkaar natuurlijk nooit snijden
  5. De vorm van de kromme wordt bepaald door ten eerste het spoelmechanisme en ten tweede de vorm van de spoel

Spoelcapaciteitscurve behorende bij onderstaande illustratie
Hieronder is een nauwkeurige capaciteitscurve getekend van verschillende typen molens. Ieder molentype is aangegeven met een nummer. De verklaring van de nummers vinden we hieronder:

  1. ABU Cardinal 33
  2. ABU Cardinal 44 en ABU Cardinal 54
  3. DAM / 1401
  4. ABU Cardinal 55
  5. DAM / 3001 en 330 P
  6. ABU Cardinal 66
  7. ABU Cardinal 57

Hoe hoger de curve, hoe zwaarder de molen. Dat blijkt tevens uit de opgegeven data van de typen, ook is dat natuurlijk vrij logisch.

  • Oranje lijn slaat op ABU typen
  • Blauwe lijn slaat op DAM typen

Verder op de illustratie een plaatje van de ABU Cardinal 4. Dit is vrijwel precies dezelfde type als de oudere ABU 44. De X-modellen van deze serie, dus de 4X en de 44X zijn de snellere typen, hun versnelling is dan niet 1:5 maar ongeveer 1:6

Walter (1982)


Publicatiedatum 07-11-2020 / laatste update 07-11-2020

Innovatief en creatief platform voor de karpervisser